U kent vast de rood-blauwe stoel van Gerrit Rietveld wel. Maar wist u dat hij in 1951 zes Twentse vakantiehuisjes ontwierp die misschien nog wel revolutionairder waren dan de ontwerpen waar hij grote bekendheid mee kreeg? U zult wel denken: bedoelt ze dat rare schuurtje op de foto hiernaast, met die cementblokken en die afzichtelijke gele deuren? Jawel. En ik zal uitleggen waarom.
Vakantie voor iedereen
Samen met zo’n elf miljoen andere mensen liet ik deze zomer mijn huis achter me om me twee weken onder te dompelen in zon, frisse lucht en natuurschoon. In de achttiende eeuw was het alleen nog maar de elite die op reis ging. Om vrienden te bezoeken, of voor een ‘Grand Tour’: een rondreis langs de mooiste plekken van Europa. Hoe kan het dat ons idee van ‘vakantie’ in zo’n korte tijd is uitgegroeid tot een Nederlands recht dat zelfs opgenomen is in elk arbeidscontract? Daarvoor moeten we terug naar het begin van de 20ste eeuw. Door de opkomende industrialisatie woonden mensen steeds vaker in kleine, benauwde huisjes rondom fabrieken. Fabriekseigenaren in Duitsland en Engeland kregen als eerste het idee dat het beter zou zijn als deze mensen af en toe een frisse neus zouden halen in het buitengebied. Gezonde arbeiders leveren meer op, tenslotte. Maar daarnaast speelde ook de opkomst van de arbeidersbewegingen zoals het socialisme. Zij introduceerden het idee dat een mens recht heeft om op vakantie te gaan, ongeacht zijn sociale status. Een idee dat nog altijd stevig geworteld is in onze maatschappij.
Vakantie in Twente
En zo kwam het dat de eigenaren van De Vries & Robbé-Albatros Superphosfaatfabrieken hun werknemers rond 1950 ook een vakantie gunden. En waar kom je beter tot rust dan in het prachtige Twente? Daarom vroegen zij Rietveld een ontwerp te maken voor zes piepkleine vakantiewoningen, geschikt voor hun trouwe werknemers en hun gezin. Gezinnen met wel liefst zes kinderen. Rietveld ontwierp de huisjes van binnenuit: eerst de verschillende leefruimtes en hun functies, daarna de buitenkant. Het huisje mocht niet meer kosten dan 4100 gulden per stuk. Met zijn geringe afmetingen van slechts 5×6 meter groot en slechts 2.25 meter hoog, is het een schoolvoorbeeld van het Nieuwe Bouwen. Alle meubels werden door Rietveld ontworpen en zijn vaak multifunctioneel. Zo deed de uitklapbare sofa in de woonkamer ‘s nachts dienst als bed voor de ouders. De bedden in de kinderslaapkamers zijn boven elkaar geplaatst, waarbij een deel van de bedden ingeklapt kunnen worden om overdag meer beweegruimte te creëren. De kleine keuken in het hart van het huis is te vergelijken met een kampeerkeukentje: efficiënt en zeer eenvoudig. Het toilet wordt doorgespoeld met het opgevangen water van de keuken. Het hele huisje werd opgetrokken van betonblokken. Misschien niet het meest fraaie bouwmateriaal, maar wel goedkoop.
Dit huisje is revolutionair, zowel in materiaalkeuze, stijl en inrichtingsconcept. Maar ik weet dat u er aan voorbij zal lopen, wanneer u het bij toeval tegenkomt aan de rand van het Openluchtmuseum in Arnhem, waar het laatste overgebleven huisje in 2007 naartoe is verplaatst. Mocht u het na het lezen van deze column eens opzoeken, bedenk dan: Rietveld ontwierp hier niet alleen een vakantiehuisje. Rietveld maakte het concept ‘vakantie’ bereikbaar voor de gewone man; voor het gros van de elf miljoen Nederlanders die zich elke vakantie weer verplaatsen voor een paar dagen ‘verpoozing in de vrije natuur’.
Foto: Vakantiehuisje Rietveld, Openluchtmuseum Arnhem, oorspronkelijk gebouwd in 1951

Auteur: Gemma Boon. Deze column verscheen voor het eerst op 16 augustus 2016 in de Tubantia.
Geef een reactie