Overgave is niet eenvoudig, zeker niet als je vliegangst hebt. Misschien kunnen we wat leren van kunstenaars op dit vlak.
Ik heb een hekel aan vliegen. De Nederlandse ambassade heeft me uitgenodigd om Museum No Hero te vertegenwoordigen op een internationaal museumcongres in Marrakesh. Ik zou wel gek zijn als ik aan mijn angst toe zou geven en thuis zou blijven, maar op dit moment voelt juist deze keuze als ultieme waanzin. De controle overgeven aan een volstrekt onbekende piloot vind ik op z’n zachtst gezegd tegennatuurlijk. Over piloten gaan trouwens de wildste verhalen de ronde, dus ik vind mijn wantrouwen geheel terecht. Ik groet het echtpaar dat naast me komt zitten ogenschijnlijk kalm en denk: dit zijn dus de mensen waarmee ik de laatste minuten van mijn leven door ga brengen. Een tikje dramatisch misschien, maar controle loslaten is niet mijn sterkste kant.
Controle en overgave zijn ook belangrijke thema’s in de kunst, bedenk ik me terwijl ik het echtpaar naast me help om hun mobiele telefoons in vliegtuigmodus te zetten. Neem het werk WLID van Frank Stella, gemaakt in 1967 in het bruisende New York. Hier vallen geometrische vierkanten perfect in elkaar als een zorgvuldig uitgekiende kleurenpuzzel. De ene helft is in grijstinten geschilderd, de andere helft heeft precies dezelfde afmetingen maar hier heeft elk vierkant zijn eigen uitbundige kleur gekregen. Elk element van dit werk is uitermate precies uitgedacht, niets is aan het toeval overgelaten. Stella probeerde op deze wijze de essentie van de schilderkunst te vinden, van al zijn franje ontdaan. Wat ik bedoel met franjes? Nou, een onderwerp bijvoorbeeld. Dit werk stelt niks herkenbaars voor, het betekent in die zin niks anders dan wat het is: een doek op een frame met verf er op. En dat noemen we minimalisme.
Anselm Reyle, een jongere Duitse kunstenaar van wie ook werk in Museum No Hero te vinden is, gebruikt op het eerste gezicht dezelfde über-geometrische vormentaal als Stella voor zijn werk zonder titel uit 2004. Maar als je wat langer kijkt, zie je iets vreemds: het lijkt wel alsof de kunstenaar – toen hij even niet oplette – een pot verf op het doek heeft gezet en per ongeluk een verfkring veroorzaakte. En die geometrische strepen zijn ook eigenlijk niet zo strak als dat ze op het eerste gezicht lijken. Steekt Reyle hier zijn metaforische middelvinger op naar het minimalisme van zijn voorgangers? Misschien. Maar dat ogenschijnlijke toevallige aspect maakt dit werk juist spannend.
Zijn werk wordt in het museum getoond naast twee andere werken van Reyle, respectievelijk uit 2008 en 2009. Deze werken horen bij een serie waarmee deze kunstenaar zijn eerste echte bekendheid verwierf. Reyle gebruikt hier gekleurde verpakkingsfolies. Hij plooide ze zo dat het licht er mee speelt, maar zonder vooropgezet plan of doel. Het resultaat is verbluffend, en erg aantrekkelijk om aan te raken. Reyle gebruikt elementen van het toeval voor het creëren van zijn werk, maar hij houdt tegelijkertijd heel bewust controle over hoe wij zijn werk ervaren. Hoe dan, vraag je je af? Door plexiglas kappen over zijn gekleurde folies te plaatsen, zodat je er nét niet bij kunt komen met je grijpgrage handen.
Ik wil me net als Reyle kunnen overgeven aan het toeval, denk ik terwijl ik mijn billen gespannen samenknijp in het te krappe vliegtuigstoeltje. Gemiddeld stort 1 op de 29,4 miljoen vliegtuigen neer. Het zou deze kunnen zijn, maar dat ligt toch niet in mijn handen. Ik kan dus net zo goed achteroverleunen en ontspannen. De motoren brullen, de wielen raken de grond niet meer. Waarom blijven we zo laag vliegen? Het lijkt wel of we te weinig vaart maken. Gaat het vandaag echt gebeuren? Is dit het einde? De dame naast me zit er ontspannen bij, terwijl haar echtgenoot net als ik iets te stevig zijn armleuning omklemt. “Hoe kan het dat u zo ontspannen blijft?’ vraag ik haar. Ze antwoordt vrolijk: “Ik heb gewoon mijn innerlijke vliegtuigmodus aangezet’.


Voor het eerst gepubliceerd in mei 2018 in de Tubantia.
Geef een reactie